Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet inrichting landelijk gebied

 

Artikel 11
1
Gedeputeerde staten zijn bevoegd ten laste van het verleende investeringsbudget verplichtingen aan te gaan door het aangaan van overeenkomsten, door het verlenen van subsidies, dan wel door op andere wijze de toegekende middelen te besteden, met dien verstande dat de aanwending van de middelen geschiedt ter verwezenlijking van de doelen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, en met inachtneming van het bij of krachtens deze wet bepaalde.
2
Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen in enig jaar van het investeringstijdvak worden aangegaan tot ten hoogste 100 procent van de tranche van het investeringsbudget dat voor het desbetreffende jaar ter beschikking is gesteld. In voorkomend geval kunnen voorts verplichtingen worden aangegaan ten laste van tranches die betrekking hebben op daarop volgende jaren van het investeringstijdvak, met dien verstande dat ten laste van die tranches slechts verplichtingen kunnen worden aangegaan tot ten hoogste een percentage van het voor die tranche beschikbaar gestelde bedrag dat voor elk volgende jaar 10 procentpunten lager is dan het voor het voorgaande jaar geldende maximumpercentage, uitgaande van 100 procent in het jaar waarin de verplichtingen worden aangegaan.
3
Provinciale staten van de onderscheiden provincies stellen een verordening vast met betrekking tot ten laste van het investeringsbudget uitgevoerde steunmaatregelen als bedoeld in de artikelen 87, 88 en 89 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en maatregelen die ingevolge Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277) voor cofinanciering uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling in aanmerking worden gebracht. De verordening regelt de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, de subsidievoorwaarden en het subsidiebedrag. De verordening behoeft de goedkeuring van Onze Minister.
4
Provinciale staten kunnen de bevoegdheid, bedoeld in het derde lid, geheel of gedeeltelijk overdragen aan gedeputeerde staten, met dien verstande dat ook de op grond van deze overdracht door gedeputeerde staten vastgestelde verordeningen de goedkeuring van Onze Minister behoeven.
5
Het niet tijdig bekendmaken van een besluit omtrent goedkeuring of een besluit tot verdaging van goedkeuring heeft niet het rechtsgevolg, bedoeld in artikel 10:31, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •